Over mij

donderdag 22 juli 2010

Eieren Marans splash



Eventjes vergelijken

Bovenste rij: Marans splash
Onderste rij: Marans zwartkoper - Gewone legkip - Braekel goud

vrijdag 16 juli 2010

Marans splash (vuil-wit)


Beschikbaar vanaf mei 2011! Ouderdieren zijn eerst geselecteerd op kleurslag, daarna op eikleur!

Webwinkel op kapaza!

woensdag 7 juli 2010

Broedeieren verzenden binnen België

Raadpleeg nu onze prijzen ifv het verzenden van broedeieren binnen België.

Voordelen:
- Goedkoper!
- Verzekerd!
- Uitkippingspercentage komt niet in gevaar!
- Gemakkelijk!
- Tijdsbesparend!

Nadelen:
- Geen sociaal contact

Leghorn Exchequer


Beschikbaar vanaf mei 2011!!!

Dieren zijn onverwant, geen inteelt!

Zeldzame kleurslag!

zaterdag 22 mei 2010

donderdag 20 mei 2010

maandag 17 mei 2010

Nieuwe rennen





Volop bezig aan nieuwe kippenrennen en volières. Alvast een voorsmaakje...



zondag 9 mei 2010

Vanavond niet schat, ik heb hoofdpijn!

Het klinkt misschien een beetje vreemd, maar in dit artikel vertel ik jullie iets meer over de “over het algemeen” zeer goede kweekresultaten onder de parkietensoorten bij ons en onze noorderburen. Velen onder ons herkennen deze bekende spreuk: “Vanavond niet schat, ik heb hoofdpijn.” Voor sommigen een pijnlijke confrontatie en voor anderen een opluchting. We gaan het jammer genoeg niet hebben over het “vogelen” bij de mens, maar om te begrijpen wat er in het kopje van zo’n vogel omgaat, moeten we eerst eens een kijkje nemen bij de mens.

Soms zie je wel eens een oud boertje lopen die op een wilgentak zit te bijten. Waarom doet die boer dat, zult u zich misschien wel al eens afgevraagd hebben? Het is duidelijk, deze man heeft hoofdpijn. En in een wilgentak zit juist dezelfde stof als in hoofdpijntabletten, maar dan op een natuurlijke wijze. En ook al eet die boer een hele boom op, wordt hij er niet ziek van. Hij zal enkel een beetje last hebben van de maag, maar zijn hoofdpijn zal verdwenen zijn. Eet hij daarentegen een hele doos vol aspirines op, voelt hij zich ’s avonds toch knap beroerd. De chemische stof salicylzuur vind je in de schors van jonge takken of twijgjes. In de Latijnse naam van deze boom “Salix”, vinden we de afkomst van de vreemde naam van deze stof Salicyne genaamd. Salicyne of salicylzuur is een carbonzuur dat je vindt in de natuur. De bekendste en eenvoudigste carbonzuren zijn mierenzuur en azijnzuur.

Het dus van oorsprong volstrekt natuurlijke salicylzuur werkt ontstekingswerend, pijnstillend en vooral stofwisselingsbevorderend. Eén en ander komt de conditie van vogels die na een winterse rustperiode op de kweek worden voorbereid ten goede. Niet zonder reden dat sommige vogelkwekers vanaf begin maart gedurende een tweetal weken dagelijks verse wilgenknoppen aan onze grote goudvinken verschaffen. Op dat ogenblik blijken onze goudvinken er ook verslingerd op. Om al te grote laxeringsverschijnselen te vermijden, wordt de dagelijkse gift van wilgenknoppen dan ook gerantsoeneerd. Verstrekking van salicylzuur via wilgenknoppen opent nog eens zo vlug de klieren van de kweekvogels en verhoogt de hormonaalreflex. Reeds na een paar dagen is steeds het effect daarvan op de verhoogde stofwisseling bij onze goudvinken te bemerken. Zij zijn op een mum van tijd zeer alert en driftig. Blakend van vitaliteit en activiteit. Deze wilgenknoppen zijn een lekkernij voor wildzang en ze bevorderen ook nog eens hun kweekgedrag en van koppijn is geen sprake. Ongerustheid omtrent het effect van salicylzuur in de wilg is dus geenszins nodig. Wilg is niet giftig en zal vogels die wilgenbast (wilgenschors) of wilgenknoppen opnemen geen kwalijke effecten bezorgen. Het tegendeel is eerder waar.

Wat hebben parkieten hier nu in godsnaam mee te maken?
We denken even na over welk nestmateriaal vaak gebruikt wordt bij het kweken van parkieten. Het meest gebruikte materiaal zijn wilgentakjes, waarvan de schors in fijne sliertjes wordt afgescheurd. De vogel stopt deze sliertjes of strookjes in haar stuitbevedering en brengt ze vervolgens het nest in. Van hoofdpijn is er dus geen sprake, want de vogels spelen tijdens hun werk ook veel salicylzuur naar binnen. “Vanavond niet schat, want ik heb hoofdpijn” is dus bij parkieten geen excuus. Zo bewijzen ook de halsbandparkieten die met zo’n 5000-tal rondvliegen in het centrum van Brussel. In 1974 werden in het Brusselse Jubelpark een aantal parkieten losgelaten. De vogels verspreidden zich snel over Brussel, en het eerste broedgeval buiten Plopsaland (het vroegere Melipark) dateert uit 1975. In 1984 telde men 250 vogels, in 1988 waren het er al 500 en recent (2005) wordt de populatie op 7000 (data AVES, België) vogels geschat. De gemeenschappelijke slaapplaats van de halsbandparkieten bevindt zich al sinds 1992 op het terrein van het NAVO hoofdkwartier te Evere, maar sinds 2003 is er een tweede slaapplaats in het Elisabethpark te Koekelberg. Zoals bijna alle parkieten zijn het holenbroeders die meestal oude nesten van spechten gebruiken, maar in zachte houtsoorten (naaldbomen) kunnen ze zelf een nesthol uitknagen. Toch verkiezen halsbandparkieten, ondanks dit een harde houtsoort is, de wilg (soms ook de es). Ook hun nestmateriaal komt voornamelijk van de wilg. Het is duidelijk dat hetgeen wij voor onze vogels kiezen als nestmateriaal, zij zelf ook verkiezen om zijn reeds verklaarbare redenen. De halsbandparkieten hebben zich fantastisch aangepast aan onze omgeving en klimaat. Zodanig dat de kweekresultaten in vergelijking veel beter liggen dan in hun oorspronkelijke omgeving (tropisch Afrika en Zuid-Azië). De theorie “Survival of the fittest” is op het lijf van dit vogeltje geschreven. Wie weet ontstaat er ooit nog een nieuwe soort halsbandparkiet die optimaal in ons klimaat overleeft.

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

Trosgierst is essentieel, maar waarom?

Dat trosgierst essentieel is weet iedereen, maar “de waarom” blijft vaak onbeantwoord. Laten we eerst eens een kijkje nemen in het hartje van deze graansoort. We nemen trosgierst dus eens letterlijk onder de loep. Een korreltje trosgierst bestaat uit de volgende delen:

Het kaf - het oneetbare omhulsel waar de graankorrel - tijdens de groei aan de aar - in 'verpakt' is.

De zemel - het velletje dat om de graankorrel zit noemen we de zemel. De zemel is opgebouwd uit meerdere, met elkaar vergroeide lagen en bestaat voor het grootste deel uit vezelstof. Bij rijst wordt de zemel het zilvervlies genoemd. In de zemel zit het meellichaam (endosperm).

Het meellichaam - bestaat uit zetmeel (het grootste deel) en eiwit, afhankelijk van de graansoort kan een deel van de eiwitten of proteïnen die in (en rondom) het meellichaam zitten, uit stoffen bestaan die tijdens het kneden van deeg gluten vormen. Deze stoffen zijn voor het grootste deel aminozuren. Er kunnen ook nog sporenelementen aanwezig zijn zoals ijzer.

Gluten zijn nodig om deeg met gist - o.a. brooddeeg - te laten rijzen (ze houden het gas vast dat door de gist geproduceerd wordt).

De kiem - in het meellichaam zit de kiem. De kiem is het deel van de korrel van waaruit een nieuwe plant groeit.

Nu we een beter inzicht gekregen hebben in de opbouw van zo’n graankorrel, kunnen we aan het moeilijkere werk beginnen. We gaan het hebben over de stoffen die deze graansoort zo essentieel maken. Veel mensen onder de vogelliefhebbers zijn een fervent gebruiker van trosgierst voor hun vogels. En iedereen is het er mee eens, trosgierst is heel goed voor onze vogels. Maar het is niet omdat wij zeggen dat het goed is, dat dit ook het geval is. Het zijn de vele stoffen die ervoor zorgen dat trosgierst bijna noodzakelijk is voor vogels. Bij geknede of vermalen trosgierst (bij vogels gebeurt dit in de snavel) komen de meeste stoffen vrij. Aminozuren zijn bij trosgierst in de meerderheid. Het zijn dus deze aminozuren die we moeten analyseren.

Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Aminozuren kunnen worden onderverdeeld naar een bepaalde waarde die ze voor de vogel hebben. Zo zijn er dus drie grote groepen aminozuren. De eerste groep zijn de niet-noodzakelijke aminozuren. Deze kunnen door de vogel zelf aangemaakt worden. De tweede groep zijn de voorwaardelijk noodzakelijke aminozuren. Deze moeten alleen in bepaalde omstandigheden meer in het voer aanwezig zijn of gewoon aanwezig zijn. De laatste groep zijn de noodzakelijke (essentiële) aminozuren. Deze kunnen niet door de vogel worden aangemaakt en moeten dus in het voedsel aanwezig zijn. Voor de vorming van lichaamseiwit zijn ongeveer 20 aminozuren nodig. Daarvan kan de vogel er 10 niet aanmaken; deze moeten via het voedsel worden opgenomen. Als er tijdens de opbouw van lichaamseiwit één van deze aminozuren in onvoldoende hoeveelheid aanwezig (beschikbaar) is, vermindert dit de opbouw van het lichaamseiwit. Slechts wanneer het desbetreffende aminozuur weer beschikbaar is, kan het lichaamseiwit weer opgebouwd worden. Het aminozuur, dat het eerste in het minimum verkeert, wordt het eerste limiterende aminozuur genoemd. Een tekort aan het eerste limiterende aminozuur is de belangrijkste oorzaak van trage groei, stokrui en misschien ook kruiperziekte.
De 10 noodzakelijke aminozuren zijn: arginine, histidine, isoleucine, leucine, lysine, methionine, fenylaline, threonine, tryptophaan, valine. Leucine en lysine zijn meestal de eerste limiterende aminozuren. Een tekort aan deze aminozuren tijdens de rui veroorzaakt vaak slechte veervorming, gedraaide veren en veren die weinig of geen pigment bevatten. Vreemd genoeg spreken deze twee noodzakelijk aminozuren zich vaak tegen. Want zaadmengsels zijn rijk aan leucine, maar arm aan lysine en omgekeerd. De ideale oplossing is dus een combinatie van beide . Trosgierst is belangrijk omwille van zijn hoge waarde leucine, maar mist 4 andere noodzakelijke aminozuren nl.: cystine, tyrosine, de combinatorische aminozuren (die zijn in dit geval verbonden aan elkaar) methionine + cystine en fenylalanine + tyrosine. Vogels zijn vooral verzot op trosgierst omdat ze gemakkelijk ontdoppen. Er zijn trouwens nog zaadsoorten die enkele noodzakelijke aminozuren missen nl.: Paarlgierst, pluimgierst, kanariezaad, hennep, maanzaad en pompoenzaad. Wat niet wil zeggen dat je deze zaden niet meer hoeft te voederen. Ze missen misschien wel enkele essentiële aminozuren, maar deze worden gecompenseerd door hun hoge waarden aan andere aminozuren. Opvallend in de tabel is dat veren een hoge waarde aan leucine bevatten. Geen wonder dat vogels met een tekort aan aminozuren graag eens een veertje meepikken. De beste voeding is uiteraard een gevarieerde voeding. En de extraatjes die trosgierst met zich meebrengt om de groei van je vogels een handje te helpen mag zeker geen geheim zijn.

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

Hoe zit het nu eigenlijk met de vale gieren die ons land op 18 juni 2007 binnenvielen?

18 juni 2007 : Het leek wel een scène uit de beruchte Alfred Hitchcock thriller “The Birds”, toen de naar schatting 60 vale gieren hoog in de lucht in de regio Ursel op te merken waren. “Het leek wel een invasie”, vertelden sommige die rustig in hun tuin aan het genieten waren van het mooie weer. Zo kan het inderdaad wel lijken,
want deze reuzen zijn niets vergeleken met onze inheemse vogels. Hun vleugels hebben ongeveer een spanwijdte van 250 cm en hiermee is de vale gier één van de grootste vogels ter wereld. Het gewicht van een volwassen exemplaar bedraagt ongeveer 6 tot 10 kg. Deze aaseter, die tevens familie van de sperwer is, is zandkleurig tot donkerbruin van kleur. Enkel de kop en de hals zijn wit en weinig bepluimd. Door zijn lange nek zonder veren kan de gier zijn kop relatief ver in een kadaver steken zonder dat de veren blijven haken. Al vliegend is hij op zoek naar karkassen die worden opgespoord met zijn uitstekend gezichtsvermogen. Vale gieren foerageren in groepen, waarbij de dieren elkaar goed in de gaten houden. Als er één dier naar beneden vliegt, volgt de groep gewillig. De slagpennen zijn de dragende veren op de vleugels waarmee gevlogen kan worden. Door hun grote spanwijdte zijn ze afhankelijk van warme luchtstroom. Ze kunnen enkel vertrekken mits opstijgende warme lucht. Als het weer thermisch is, kunnen ze gemakkelijk op het einde van de dag terug in Zuid-Frankrijk zitten. Zolang het weer druilerig blijft, blijven ze aan de grond. De dieren leggen gemakkelijk honderden kilometers per dag af op zoek naar voedsel. België is dus niet echt een ideale verblijfplaats voor deze dieren.

Het was al sinds 10 maart 1996 geleden, volgens officiële waarnemingen, dat er nog een vale gier in België in het wild werd gespot. In Nederland daarentegen werd in 2003 een groep van 18 gieren opgemerkt. Wat brengt deze vale gieren noordoostwaarts? Eerst en vooral omdat het enige vasteland noordoostwaarts ligt en ze nooit een zee of oceaan oversteken. Ze zijn namelijk veel te afhankelijk van weersomstandigheden. De gieren zijn uiteraard niet voor niets van de Spaanse Pyreneeën naar hier gevlogen. Volgens een oud Noord-Spaanse traditie hadden boeren de toestemming hun dode dieren achter te laten op bepaalde afgesproken plaatsen in de omgeving van dorpen, ook wel de muladares genaamd. Zeven jaar geleden waren er nog zo’n 200 muladares waar boeren hun dode vee konden achterlaten. De gieren ruimden ze op en zowel de boer als het roofdier was tevreden. De voerplaatsen, die vaak eeuwenoud en herkenbaar zijn voor deze dieren, zijn nu bijna allemaal opgedoekt. De voor de gieren fatale Aragonese wet is een uitvloeisel van een aangescherpte Europese regelgeving inzake het voorkomen van besmettelijke veeziekten. Zonder enige vorm van inspraak of overleg met natuurorganisaties en de boeren, zijn de Europese directieven in Aragon vertaald in een regionale wet, die veel strenger is dan noodzakelijk. Het had best anders gekund, Europa laat daar ruimte voor. In dat geval moesten 4% van de kadavers die naar muladares gaan, getest worden op besmettelijke
veeziekten. Worden er geen veeziekten, zoals gekkekoeienziekte (BSE)aangetroffen,dan kunnen de voerplaatsen gewoon openblijven. Voor die aanpak is bijvoorbeeld gekozen in een andere Spaanse regio, Rioja. De deur voor de voerplaatsen is door Europa bewust op een kier gelaten, omdat de meeste aasetende roofvogels in Europa ernstig worden bedreigd. Naast vale gieren gaat het onder andere om aasgieren, lammergieren, rode en zwarte wouwen. Europa steekt miljoenen euro’s in programma’s voor bescherming en herintroductie van deze roofvogels. EU-wetgeving maakt het mogelijk voor de zuidelijke landen om kadavers in het veld te laten liggen voor de gieren. Er moet dan wel regelmatige controle op BSE plaatsvinden bij de levende dieren in dat gebied. Nu er in Aragon, de Spaanse provincie in de centrale Pyreneeën een voedseltekort is, moeten deze vogels lange zwerftochten maken op zoek naar voedsel. Ondanks deze vale gieren aaseters zijn, zijn er al verschillende meldingen geweest dat deze groep ook levende dieren zou aangevallen hebben. Volgens getuigen zouden zo’n honderd gieren erin geslaagd zijn een koe en haar kalf te doden. Toen de gieren in 2003 in Nederland gespot werden, waren er verschillende gevallen van aanvallen op jonge en zieke ooievaars. Volgens de autoriteiten in de provincie Burgos is er al maanden sprake van overlast door agressieve vogels, ze zouden zelfs mensen aangevallen hebben, maar deze verhaaltjes zou ik wel met een korreltje zout nemen. Een wanhoopspoging bracht deze dieren dus naar hier, maar met enkele dode kippen of konijnen kunnen deze 100-tal gieren hun honger niet stillen. Er zijn al enkele pogingen ondernomen om de dieren terug op kracht te brengen door bijvoorbeeld 200 kilogram varkensvlees neer te leggen op een weide aan het Neigembos in Ninove, daar ze werden verwacht over te vliegen. Helaas hapten ze niet toe en vervolgden hun lijdensweg richting Nederland. Als deze dieren hier zouden blijven zouden ze waarschijnlijk aan de hongerdood zijn gestorven. De laatste vale gieren werden in Nederland gespot op 13 augustus boven Hardenberg (Overijsel). Ondertussen zijn de meeste gieren reeds teruggekeerd naar hun habitat met alle gevolgen van dien. Er zijn observaties van door honger verzwakte vale gieren die niet eens meer kunnen vliegen en zich gemakkelijk laten vangen. Ze worden in vogelopvangcentra opgelapt. De vogels na het revalideren weer loslaten heeft op dit moment echter geen zin, gelet op de voedselschaarste. De wet wordt zeker en vast aangeklaagd, maar zo’n procedure is vaak langdurig en kan misschien al het einde betekenen voor sommige reeds verzwakte dieren.

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

Waarom bestaan er zoveel verschillende kleuren van eieren?

Op de vraag, wat er eerst was, de kip of het ei, zijn de meningen nogal verspreid en lijkt het antwoord toch relatief eenvoudig. Geen van beide was er eerst. In alle waarschijnlijkheid moet er een dier, voor de albekende Acheopterix, geweest zijn die eieren legde, zoals de meeste amfibeën doen, bestaande uit een zachte schaal. Uiteraard gaat het hier helemaal niet over, het gaat hier over de kleuren van eieren.

Vogeleieren tonen een enorme verscheidenheid aan kleuren. Er bestaan witte, bruine, zwarte, groene, blauwachtige eieren, gespikkelde eieren en een combinatie van beide.
Alle kleuren hebben te maken met twee zaken, namelijk de evolutietheorie en het proces in de eileider. We gaan elk afzonderlijk bespreken en beginnen uiteraard met de evolutie.

Alle eieren hebben een evolutie gekend van een ei met zachte schaal tot een wit of blauwachtig ei met harde schaal. We kunnen dus stellen dat “het oerei” wit of blauwachtig was. Sommige vogelsoorten, die beschouwd worden als relatief primitief, zoals aalscholvers en pelikanen, hebben stand gehouden aan het bleke uniforme witte of blauwachtige ei. Waarschijnlijk omdat zij nooit nadelen hebben ondervonden bij deze uniforme kleur. Bij de meer geëvolueerde vogelsoorten, worden de ongemarkeerde witte eieren meestal gevonden bij holenbroeders, waar er dus geen behoefte is aan gecamoufleerde eieren. Toch zijn er sommige holenbroeders, zoals mezen, die wel gespikkelde eieren hebben. Vermoedelijk is dit een aanduiding dat ze vroeger wel nestelden in openlucht. Er zijn dan weer andere vogelsoorten met ongemarkeerde witte eieren die wel nesten in openlucht, zoals duiven, uilen en reigers. Dit omdat ze direct beginnen te broeden zodra het eerste ei gelegd is en verlaten hun eieren dus nooit. Eigenlijk wordt het ei instinctmatig wit gelaten of krijgt het een laagje verf, naar gelang de evolutie die de verschillende vogelsoorten hebben doorstaan. De volledige evolutietheorie is gebaseerd op overleven. De “struggle for live” of “Survival of the fittest” (overleven van de sterksten) volgens Charles Darwins theorie.

Hoe komt het nu dat sommige soorten zo’n prachtige “schilderijen” op hun eieren achterlaten? De bruine of gespikkelde kleuren zijn niet meer dan een soort verflaagje. Wil je dit eens testen? Neem dan eens een vers gelegd bruin kippenei en wrijf er eens hard met een schuursponsje over. Je zal zien dat het bruin er gewoon afkomt.
Alle kleuren worden afgezet in de eileider, de plaats dus waar het ei door vervoerd wordt. De beweging van het ei is van invloed op de verschillende kleurpatronen. Het is alsof talloze penselen stilstaan terwijl het doek beweegt. Vogels hebben de mogelijkheid om het ei langzaam door de eileider te laten bewegen en andere vogelsoorten kunnen het ei laten draaien zodat er plekjes of spikkels op het ei verschijnen. Over de bruine kleur en de spikkels is iedereen het eens. Dit bruine of gespikkelde pigment is een afbraakproduct van de rode bloedkleurstof hemoglobine dat geproduceerd wordt door de lever. Over de blauwachtige en groene kleuren is er nog twijfel. Sommige geleerden denken dat deze kleuren ook afgescheiden worden door de lever, terwijl andere geleerden denken dat het de gal is die deze kleuren produceren. Één ding is zeker, de natuur is een fantastische schilder, die er telkens in slaagt een uniek ei te produceren.

Wist je dat?
 De man (de haan) de belangrijkste factor is die de eikleur bepaalt. Vooral kippenkwekers maken gebruik van deze techniek om zuivere raslijnen te behouden.

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

Hoe bewaren we het best broedeieren?

Vroeger was er slechts weinig bekend over het bewaren van broedeieren. Men kende vooral het “dagelijks een halve slag keren”, deze vorm van draaien sluit aan bij de meest natuurlijke vorm. In de natuur liggen alle eieren vlak in de nest en draait de vogel meerdere malen per dag haar eieren. Niet telkens een halve slag, maar eerder beetje per beetje zodat ze op het einde van de dag zeker voor de helft gedraaid zijn.

Vervolgens was en is nog steeds van belang dat de broedeieren niet te lang opgeslagen dienen te worden, omdat dit de kiemkracht bij een langdurige opslag nadelig beïnvloedt. Ervaring en ondervinding leert ons dat bij een opslagduur van 14dagen reeds 20% van de eieren niet uitkomt.

Tenslotte is de temperatuur en vochtigheidsgraad van groot belang. Hieronder zullen we alles uitgebreid bespreken.

Keuze van goede broedeieren

Erg bevuilde, gekraakte of misvormde eieren worden best niet bijgehouden. Het uitkippingspercentage is bijna miniem. Waarom erg bevuilde eieren niet? Die wassen we toch gewoon af! Het afwassen van eieren is volledig uit den boze en zeker met detergent. Doordat bij het wassen van de eieren de door de pop beschermde laag (soort film) wordt verwijderd. Deze beschermlaag voorkomt het binnentreden van micro-organismen, zoals bacteriën, schimmels, …. Door deze bacteriën treden ‘klapeieren’ op. In klapeieren is een rottingsproces aan de gang, waardoor gassen worden gevormd. Als deze gassen niet uit het ei kunnen loopt de druk in het ei zo hoog op dat het ei uit elkaar spat. De inhoud van het ei wordt dan over een behoorlijk grote afstand verspreid. Dit is belangrijk voor mensen die kweken met broedkasten. Onderzoek heeft aangetoond dat bijvoorbeeld een met Salmonella besmet ei dat in de uitkomstkast uit elkaar klapt de hele uitkomstkast kan besmetten. Bacteriële verontreiniging heeft niet alleen invloed op het ei. Embryo’s en kuikens zijn bijzonder gevoelig voor bacteriën. Te kleine of te grote eieren en eieren met een dunnen of erg poreuze schaal hebben eveneens een lager uitkippingsprocent. Eieren met een dunne schaal breken eerst en vooral gemakkelijker in de nest en hebben tevens een te groot waterverlies gedurende de incubatie, waardoor het embryo sneller uitdroogt. Een schoon en verzorgd legnest is dus de hoofdzaak.

Het draaien van eieren

Zoals reeds vermeld, is het dagelijks een halve slag draaien nog steeds de beste en natuurlijkste vorm. Verstandige kwekers bewaren hun broedeieren zeker niet langer dan 7 dagen in een bak met zand (geen schelpenzand, maar gewoon wit zand) of strooisel (liefst niet te puntig of te scherp) en met hun merkteken allemaal omhoog of omlaag gedraaid. Iedere dag worden de eieren een halve slag gedraaid, dit om de dooier zo lang mogelijk “zwevende” te houden. Indien de eieren langer dan zeven dagen bewaard worden, is het best om ze twee maal per dag een halve slag te draaien. Het draaien van de eieren gebeurt het best met handschoenen, dit om bacteriële infectie tegen te gaan.

Wat de positie van de eieren tijdens het bewaren betreft, blijkt dit weinig invloed te hebben bij het bewaren gedurende één week of minder. Indien je de eieren langer wenst te bewaren, kan je de eieren ook omgekeerd recht laten staan, d.w.z. met de stompe kant naar boven en de scherpe kant naar beneden. Met andere woorden met de luchtkamer naar boven. En ze eventueel 2 maal per dag draaien, zodat ze minstens 16 uur met de stompe kant naar boven hebben gelegen. Deze methode zou toch minder voordelig zijn dan dagelijks een halve slag draaien. Bij een langere bewaarduur kan het gebruik van een plastiekfolie rond de eieren gunstig zijn. Het stikstofgehalte in het ei blijkt een gunstiger effect te hebben als dit zo lang mogelijk gelijk kan blijven, vermits het ei met plastiekfolie minder zuurstof uit de omringende lucht kan trekken. Proeven wezen uit dat een verhoging van O2 (zuurstof), tijdens het bewaren, een negatieve invloed zou hebben op het uitkippingspercentage.

Aantal dagen bewaren, temperatuur en vochtigheid.

Deze drie termen hangen sterk samen met elkaar. Meestal wordt er gezegd dat de broedtijd gelijk staat met het bewaren van de eieren. Deze stelling klopt uiteraard en mag nog steeds als gulden middenweg genomen worden. Het komt er ruw geschat op neer dat het uitkippingspercentage na de broedtijdbewaring enorm daalt. Doch bevestigen de uitzonderingen de regel en zijn er gevallen bekend van een bewaring van 42 tot 45 dagen met een succesvolle nest. Als voorbeeld nemen we de kip die een broedtijd kent van 21 dagen. U zal merken dat, eens we over de broedtijdbewaring gaan, er nog maar ongeveer 40% kans op leven is. Vandaar dat de regel een goede richtlijn is. Eieren die niet ouder zijn dan zeven dagen verschillen in tijdsduur bij het uitkomen vaak van 6-18 uur met eieren die veertien dagen oud zijn. Toch iets om rekening mee te houden bij het leggen of terug leggen van de eieren.
Zoals u kan merken spelen de omstandigheden waaronder de eieren worden bewaard een grote rol. Bewaar broedeieren nooit in de koelkast of op kamertemperatuur. Voor een duur van 1 week is de optimale temperatuur 16-17°C, doch voor langere perioden wordt deze 10-13°C. Tevens moet het vochtigheidsgehalte redelijk hoog zijn (75-90%) zodat het waterverlies tijdens bewaring in het ei minimaal blijft. Bij lage temperaturen is het tamelijk eenvoudig deze vochtigheidsgraad te behalen. Om de vochtigheid te weten te komen in de bewaarruimte, neemt u een hygrometer bij de hand. Hierop kan u het vochtigheidsgehalte nauwkeurig aflezen.
Bij het bewaren aan 10-13°C is voorverwarming wenselijk alvorens deze terug in de nest te leggen. Dit om condensatie van de luchtvochtigheid op de eieren te vermijden, dit kan gebeuren door de eieren een dag op kamertemperatuur te brengen.

Deze tekst is wetenschappelijk benaderd en is gebaseerd op theoretische percentages. Ze komen niet overeen met individuele prestaties en benaderen enkel de waarheid.

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

Wat zijn pinkies eigenlijk? En voer ik ze het best levend of dood aan mijn vogels?

Bijna elke kweker heeft ooit wel eens van pinkies gehoord. Pinkies zijn de meest gebruikte diepgevroren insecten van allemaal. Als men de keuze laat aan vogels dan gaat hun voorkeur vaak naar dit insect. Het is een made met een zachte huid en ze is ook lekker. Pinkies zijn de larven van de groene vleesvlieg. De naam pinkies komt van het Engelse “pink” wat staat voor roze, want wanneer de maden zichzelf reinigen voor ze tot verpoppen overgaan dan nemen ze een roze kleur aan.


De groene vleesvlieg (Phaenicia sericata) is een algemeen voorkomende vlieg.
De vier stadia van het insect zijn: vlieg – ei – larve – pop.

De vlieg kan tussen de 10 en 14 mm lang worden, en is te herkennen aan de metaalachtige blauwgroene of gouden kleuring met zwarte noteringen op de rug. De groene vleesvlieg leeft vooral als larve (made) van vlees van dode en levende dieren, en is berucht in de veehouderij omdat onder andere schapen levend worden opgegeten (Myiasis). Deze vlieg legt haar eitjes op warme en vochtige plaatsen, vaak in de wol van schapen. Binnen enkele uren tot dagen komen er maden uit de eitjes, welke zich met mondhaken vastzetten aan de huid van het schaap. Hier voeden de maden zich met het vlees uit de huid. Wanneer er veel maden op een schaap zitten, kan het schaap binnen een week sterven. Door de eigenschap van de larven om vlees op te eten, worden die larven gebruikt bij mensen die slecht helende wonden hebben. De larven worden op de huid gezet om het rotte vlees op te eten (madentherapie).

Om deze reden is het niet aan te raden om levende pinkies aan dieren te geven; want wanneer de larve niet stuk gemaakt is in de bek, kan ze inwendig nog schade veroorzaken zoals kropperforatie bij jonge vogels. Ook de overblijvende darminhoud kan schadelijk zijn voor vogels. Dit kan u zien aan de zwarte buikstreep onderaan de made. Een made zonder darminhoud heeft dit uiteraard niet. Van alle insecten hebben pinkies één van de rijkste eiwitgehaltes. Vandaar hun belang.

De pinkies uit kwekerijen worden gekweekt op vers slachtafval uit de industrie. Deze kwekerijen staan onder sterke controle van de overheidsdiensten. Vooraleer de pinkies verwerkt kunnen worden op de installaties, moeten deze perfect zuiver zijn. Dit wil zeggen dat het voedsel waarop de larven gekweekt worden niet meer aanwezig mag zijn in de larve. Ook dit gebeurt via een natuurlijk proces want in de natuur stopt een larve met eten om tot de volgende fase in zijn bestaan, namelijk de pop, over te gaan. Zodoende komt alles neer op een perfecte timing en organisatie.

Door het koken en het schokvriezen op de installaties worden de pinkies ontdaan van alle bacteriën en worden ze quasi steriel. De restfractie bacteriën en schimmels zit ruim onder de normen die gelden voor menselijke en dierlijke voeding. Dit wordt opgevolgd door frequente controle via analyse. Door het dubbele proces worden de pinkies ook beter verteerbaar.

Het witte poeder dat rond de pinkie hangt, zou een mengsel zijn van calcium en bloem, dit zorgt voor een betere bewaring van de ingevroren insecten en om te voorkomen dat ze te veel aan elkaar zouden kleven tijdens het invriezen.

Indien je zelf wenst te experimenteren met verse pinkies, zijn er een aantal zaken waarmee je rekening dient te houden alvorens ze aan je vogels te geven. Hieronder vind je een stappenplan om zelf pinkies te kweken:

1) Stop oude vleesresten, charcuterie, … (niet gekookt) in een glazen bokaal zonder deksel.

Zet de bokaal op een warme schaduwrijke plaats, liefst niet in huis. Een tuinhuisje is ideaal. In de zomer ga je uiteraard sneller resultaat hebben dan in de winter.

2) Kies het liefst maden uit die net verveld zijn.

3) Zorg ervoor dat hun darminhoud volledig leeg is. Geen zwarte buikstreep meer.

Dit kan op verschillende manieren, geen enkel van deze wijzen is weliswaar wetenschappelijk bewezen. Je kan het enkel uitproberen.

Je kan het slachtafval vervangen door “schoon voer”. Zet de maden dan op eivoer, zemelen of kuikenmeel. Ik zou eivoer prefereren, hoe meer voedingstoffen, hoe beter.
Je kan de maden ook in een badje water met azijn stoppen. Opgelet voor de zuurtegraad! Neem het best appelazijn, alcoholazijn of ciderazijn.
Ook een emmer met koud water en twintig ijsblokjes moet de klus klaren. Laat de maden er ongeveer 10 minuten in zwemmen en ze beginnen zichzelf spontaan te ledigen. Je kan ze dan eventueel met een zeef scheiden van het vuil.

4) Zorg ervoor dat de maden dood zijn.

Je kan de maden ongeveer 2 minuten koken. Zeker niet langer, want dan blijft er enkel nog een papje over. Opgelet voor de geur, het kan soms enorm stinken. Vergeet ze daarna zeker niet te schrikken in ijskoud stromend water, anders blijven ze verder koken.
Daarna leg je ze te drogen op een handdoek. Als de maden goed droog zijn, meng je er het best een paar druppeltjes maïsolie tussen of bepoeder je ze met calcium of tarwebloem. Dit om het aaneenplakken tijdens het invriezen te voorkomen. Maïsolie zou de voedingsstoffen op peil houden. Zelf verkies ik calcium, iets dat de vogels toch sowieso nodig hebben.
Leg de pinkies in een botervlootje gedurende 14 dagen in de diepvries. Die 14 dagen is een standaardafspraak. Wetenschappers beweren dat na 14 dagen de meeste bacteriën dood zouden zijn.

5) Ontdooi de pinkies op een natuurlijke wijze.

Geef pinkies nooit bevroren!

Ontdooi nooit pinkies in de microgolfoven! Het eiwitrijke gehalte zou hierdoor bijna volledig afgebroken worden. Het nut van pinkies geven, is op die manier volledig verdwenen.
Geef de maden gewoon de tijd te ontdooien.

6) Bied de pinkies aan in een laagje water.

Zo voorkom je dat ze na een uur grijs worden. In het water blijven zeker en vast een volledige dag vers.

7) Het bruine doosje met het raampje, van “Topinsect”, lijkt mij nog steeds de veiligste, eenvoudigste, maar eveneens de duurste methode.

Met dank aan: Topinsect
www.topinsect.be

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

De Canadese gans, een sterk staaltje "survival of the fittest"

Bezeten door Darwin
Charles Darwin, de grondlegger van de evolutietheorie had het al snel door hoe de wondere natuurwereld in elkaar zat. Door natuurlijke selectie bleef enkel sterkste overeind. Iets wat wij als vogelliefhebber ook doen. Diegene met de beste eigenschappen, zal gebruikt worden bij de kweek om de beste bloedlijn te behouden. Sommigen kijken naar kleur en andere naar grootte. En zo heeft de Canadese gans zich ook aangepast, op zo’n perfecte manier dat deze trekvogel, standvogel is geworden. Ik geef gerust toe dat deze vogels onze boeren nachtmerries bezorgen, en terecht. Ze eten werkelijk alles en zijn tegenwoordig zo talrijk geworden, dat mensen, die de vogels op ons hebben losgelaten, nu op allerlei soorten manieren deze vogels proberen te verdrijven, maar tevergeefs.

Vleugels vergeten kortwieken, oeps!
De Canadese gans (Branta Canadesis) kan je tegenwoordig al Vlaamse gans noemen. Toch komt deze forse ganzensoort oorspronkelijk uit, zoals zijn naam al doet vermoeden, Canada (Noord-Amerika). Europa maakte pas kennis met de Canadese gans in de 17de eeuw. Ze werden naar Europa getransporteerd als consumptiedieren en jachtwild. Vooral in Engeland werden deze dieren het pronkstuk van kastelen en grootgrondbezitters. Al nam men het niet al te nauw met kortwieken. Het eerste ’wilde’ broedpaar in Vlaanderen werd in 1973 gesignaleerd in de Kempen. Ontsnapt uit een watervogelcollectie. In de jaren tachtig ontsnapten nogal wat Canadese ganzen uit kasteel- en andere parken. Halverwege de jaren tachtig waren ze in België met een honderdtal, intussen zijn het er meer dan vierduizend, bijna allemaal in Vlaanderen.

Uitzicht

Voor wie de Canadese gans niet zou kennen, is deze gans te herkennen aan de zwarte hals en de zwarte kop met witte kinband net onder het oog. Niet te verwarren met de brandgans, die van nature wel in ons landje voorkomt, met doorlopend wit op de voorkant van de kop en duidelijk kleiner zijn dan de Canadese reuzen. Het verenkleed van de Canadese gans is verder bruin. Er zijn zeker elf verschillende vormen te onderscheiden. Tegenwoordig spreekt men al van vijftien verschillende soorten, waaronder de gemuteerde soorten die bij ons leven. De echte wilde soort is zelfs heel zeldzaam geworden.

Van trekvogel naar standvogel
In Amerika trekken Canadese ganzen van de deels Arctische broedgebieden ‘s winters naar het zuiden van de Verenigde Staten en het noorden van Mexico. In Europa treedt nauwelijks trek op. De vogels verplaatsen zich buiten het broedseizoen wel naar gebieden met veel voedsel in de vorm van oogstresten. Omdat we in België nooit zo’n strenge winters kennen als in Canada, vinden de ganzen het hier prima. Zo zijn ze geëvolueerd van trekvogel naar tamelijk standvogel. In perioden van voedselschaarste kunnen ze vele honderden kilometers afleggen op zoek naar voedsel.

Voedsel

De hongerige kolonie eet dagelijks enorme hoeveelheden gras, vreet zeldzame waterplanten uit sloten, vertrapt oevervegetatie en propt zich vol met koekoeksbloem, paardenbloem, witte klaver en boterbloem. Daardoor vormen ze een grote bedreiging voor het kwetsbare grasland aan de Leie.

Geen natuurlijke vijand
De kringloop van de natuur draait om eten en gegeten worden. Maar bij de Canadese gans is het evenwicht volledig verstoord. De Canadese gans heeft namelijk geen natuurlijke vijanden. In Canada zorgen coyotes en beren voor het uitdunnen van de populatie. In de zoo zouden deze ganzen niet overleven, maar in de vrije natuur kunnen ze hun gang gaan. Tenzij de mens zich gaat moeien...

Allerlei manieren om ze uit te roeien
Verschillende pogingen zijn al ondernomen om de immense populatie uit te dunnen, jammer genoeg zonder weinig resultaat. Kenners raden aan de eieren te schudden zonder te breken, zo blijven de vogels op hun eieren broeden. Maar dit blijkt zeer omslachtig te zijn en harken ze de nesten maar weg en gooien de eieren uit hun nesten. Toch willen verschillende milieudiensten nog verder gaan dit jaar. Eind juni als de vogels hun slagpennen wisselen, kunnen ze niet meer vliegen. Ze zouden dan de dieren vangen en met een spuitje euthanaseren. Er zijn ook al jagersverenigingen die hun hulp hebben aangeboden, maar daar gaan milieudiensten voorlopig niet in op hun voorstel.

Niet alleen
Toch zijn deze dieren niet de enigen die het goed kunnen vinden in België. Ook mandarijneenden, Nijlganzen, Magelhaanganzen, Australische zwanen, boerenganzen, roodwangschildpadden, Amerikaanse meerkikkers, brulkikkers en halsbandparkieten hebben zich perfect aangepast aan onze biotoop, met alsmaar stijgende populaties tot gevolg.

Slot
Ongeacht mijn mening over de overbevolking van deze soort, kan je toch wel stellen dat ze zich perfect hebben aangepast en dus een sterk staaltje “Survival of fittest” zijn. Met een beetje hulp van de mens is deze soort uitgegroeid tot de sterkste. Niet enkel in België, maar over heel Europa. Jammer genoeg verdringt deze soort andere vogelsoorten zoals de kievit. Maar ik blijf onder de indruk dat sommige uitheemse soorten een geweldig aanpassingsvermogen hebben. Zo zie je maar hoe de natuur toch fantastisch in elkaar zit. En volgens mij zal er wel eens ergens ooit een ander roofdier zijn slag slaan om natuurlijke vijand te worden van de Canadese gans.

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

Kunnen vogels ruiken?

Vroeger zou het antwoord zeer eenvoudig geweest zijn. Vogels kunnen geen geuren waarnemen. Tot er op een dag een Portugese missionaris in Mozambique waskaarsen in zijn kerk liet branden. Honingwijzers zijn vogels die verzot zijn op was. Hij merkte dat deze vogeltjes zijn kaarsen volledig opaten.

Maar laten we het eerst eens hebben over de anatomie van de vogel en de functie van de neusgaten. Alle vogels hebben neusgaten die zich aan de bovenkant van de snavelbasis bevinden, waardoor ze de buitenlucht filteren om hun tere longen te beschermen tegen allerlei stofdeeltjes. Bij watervogels zijn deze gaatjes beschermd met een klepje, deze om een water tegen te houden dat naar de longen zou kunnen lopen. Vogels halen zelfs twee keer zuurstof uit de lucht die ze in één keer inademen. Één keer tijdens het inademen en één keer tijdens het uitademen.

Laat er geen twijfel over bestaan, elke vogel kan ruiken! De ene al wat beter dan de andere. De reukzintuigen bevinden zich in de epitheelcellen, hoewel het reukzintuig bij de meeste vogels zeer zwak ontwikkeld is. Een soort van elektrisch impuls dat de zenuwen raakt, zorgt ervoor dat vogels bepaalde geuren kunnen waarnemen. Wetenschappers beweren wel dat het voorziene deel in de hersenen (dat toch vrij gering is) bij de meeste vogelsoorten maar voor 40% functioneel gebruikt wordt. We kunnen stellen dat vogels geen geuren kunnen onderscheiden, maar zich wel kunnen oriënteren in de richting van één welbepaalde geur die van groot belang is voor die vogelsoort.

De eerste vogel waarbij experimenteel is waargenomen dat hij kan ruiken is de Nieuw-Zeelandse kiwi. De kiwi is de enige vogel, die in tegenstelling tot andere vogelsoorten geen gebruik kan maken van het oerbelangrijke gezicht- of gehoorvermogen, dat bij alle andere vogels wel sterk ontwikkeld is. De kiwi is vrijwel blind. De neusgaten van de kiwi zijn zo ontwikkeld dat ze vooraan de snavel liggen. Kiwi’s zoeken voedsel door met hun snavel in de grond te pikken, en onderzoek heeft aangetoond dat hij zich laat leiden door de geur van regenwormen.

Bij vogels die ons luchtruim onveilig maken heeft een goed ontwikkeld reukzintuig dan ook weinig nut. Het moeten al sterke geuren zijn die niet vervliegen in ons luchtruim. Zelf denken we dan aan rook, rottend materiaal, bbq, boslucht, vis, fruitige geuren, … Het zijn dan ook deze geuren die bepaalde vogelsoorten kunnen onderscheiden. Ik denk dan vooreerst aan vogelsoorten die ‘s nacht foerageren en moeilijker gebruik kunnen maken van hun gezichtvermogen. Gieren zijn afhankelijk van hun reukzin om hun voedsel van dood en rottend vlees te vinden. Zo ook de buissnaveligen, zoals de stormvogels en albatrossen. Men noemt deze vogels zo, omdat ze een buisje op hun bek hebben. Zij kunnen de geur van rottende vissen en plankton opsporen.

De voor roofdieren kwetsbare vogels zoals mussen, vinken, merels, kneu’s, … zouden zelfs de geur van hun vijanden kunnen waarnemen. In een experiment werden deze verschillende vogelsoorten tijdens het voederproces aan drie verschillende geuren blootgesteld: kattengeur, konijngeur en watergeur (al wist ik niet dat dit laatste ook een geur had). In alle gevallen was hun waakzaamheid bij de kattengeur het hoogst. Blijkbaar roken deze vogels dat er roofdieren op de loer lagen.

Bij roofvogels werd hetzelfde experiment uitgevoerd, het resultaat was buitengewoon. Bij alle drie de geuren deden de roofvogels alsof er niets aan de hand was. De roofvogels werden zelfs blootgesteld aan de afschuwelijk geur van stinkdieren, ook hier gaven de vogels geen kik.

Er zijn zelfs meeuwen die hun ontlasting gebruiken om hun nest, jongen en vijanden te lokaliseren. Één van die soorten is de drieteenmeeuw (Rissa tridactyla). Vele wetenschappers die deze vogels observeren kunnen beamen dat dit een letterlijke strontjob is. Een wetenschapper citeert: “Ik was op mijn handen en knieën aan het kruipen naar de rand van de steile klif en lag te kijken naar de nestelende vogels. De eerste vogel die mij zag, vloog snel op en liet een olieachtige vloeistof op mijn hoofd vallen. Ik bukte me, maar tevergeefs. De uitwerpselen vlogen recht op mijn wollen pet. Het was een sterk ruikende muffe geur. De geur bleef na herhaaldelijke wasbeurten nog steeds hangen.”

Deze vaardigheid wordt de vogels al van jongs af aan aangeleerd. De vogels kunnen van op vier meter afstand mikken. Geur is dus blijkbaar voor deze vogels van groot belang, ook de nest kent een gelijkwaardige geur. Stormvogels graven hun jongen zelfs in tot één meter diep als ze op zoek gaan naar voedsel. Als de vogels dan ‘s nachts terugkeren, vindt elke ouder zijn jong terug door de eigen geur.

Één ding is duidelijk: vogels kunnen geuren waarnemen. Het aantal geuren en welke bepaalde geuren lijken nog vrij onduidelijk, buiten de experimenten die hier aan bod kwamen. Er zal nog veel onderzoek moeten gebeuren vooraleer men echt zeker is over het reukzintuig van vogels. Wetenschappers houden het voorlopig bij maximaal drie geuren. Uiteindelijk zijn de belangrijkste zintuigen van vogels nog steeds het gehoor- en gezichtvermogen.

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

Moederinstinct vs roversinstinct

Alles begon in het vijfde leerjaar van Basisschool de Tovertuin te Sint-Niklaas. Ik was bezig aan een project “van ei tot kuiken”. In onze klas hebben we dan ook een broedkast, waar we kuikentjes uitbroeden. Onze uitkomst was tamelijk succesvol, toch hadden we één kuikentje waarvan we dachten dat het niet zo redden. Met pijn in ons hart, wouden we kiezen voor de korte pijn. De klauwen van mijn kerkuilen leek ons de beste oplossing. Meestal grijpen uilen recht in de buikflank van hun prooi om ze zo volledig te doorboren met hun vlijmscherpe klauwen, met als snelle dood tot gevolg. Ik legde dan ook het halfdood kuiken, dat roerloos leek, bij mijn uilen. Mijn broeds popje dat op die moment met vijf eieren lag, kwam traag op haar prooi gestapt. Bij het eerste contact, dat vreemd genoeg niet met de klauwen was, gaf dit kuikentje nog wat laatste piepjes en stuiptrekkingen. Zowel ik als Tyto (mijn kerkuil) schrokken verbaasd. Tyto had toch met haar bek het kuiken boven het oog verwond tot bloedens toe. Vreemd genoeg viel Tyto niet een tweede keer aan, ze was eerder nieuwsgierig naar wat er nu in haar volière was terecht gekomen. Een levend kuikentje hadden ze nog nooit eerder gezien. Volgens mij kwam plotseling haar moederinstinct boven en ze nam het kuiken onder haar vleugels, naast haar vijf andere eieren. Ik had wel niet de indruk dat dit kuiken er nog bovenop ging komen, maar drie uur later zag ons kuikentje (Lucky) er al veel beter uit. Blijkbaar dolgelukkig met haar adoptiemoeder. We hebben wat kuikenmeel en water bij het nest gelegd. Want met hetzelfde voedsel denk ik niet dat het groot komt. De volgende ochtend was ik nieuwsgierig hoe het met ons geluksvogeltje zou zijn. Telkens ik het nest naderde stond de kerkuil al in aanvalshouding en ons piepkuiken was nog steeds in leven. Het kuikentje zag er echt veel beter uit, al had de adoptiemoeder niet veel zin om haar jong aan mij te tonen. Ik heb het jong toch een aantal keer zien eten en drinken, dus was er al vrij gerust in dat het zou blijven leven. Het enige dat mij zorgen baarde, was dat het kuiken spreidpoten begon te krijgen. De manier waarop een kerkuil en een kip broeden blijkt toch tamelijk verschillend te zijn. Twee dagen later had Tyto haar eigen eieren verstoten en was blijkbaar volledig voor Lucky verkocht. Jammer genoeg heeft dit mooie verhaal geen happy-end. Ons kuikentje is na zeven korte levensdagen, jammer genoeg aan spreidpoten overleden. Ik ben wel benieuwd of die het zonder spreidpoten ook had kunnen redden. Het blijft mij toch steeds verbazen hoe sterk een moederinstinct kan zijn. Zo zie je maar weer dat “Moeder Natuur” fantastisch in elkaar zit.

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

Wat is de functie van de stuitklier?

Nog steeds zijn onderzoekers bezig met deze prangende vraag . Over één ding zijn ze het allemaal eens. De stuitklier is noodzakelijk om het verenkleed van een vogel in goede conditie te houden. Maar uit onderzoek is gebleken dat de stuitklier ook andere functies kan vervullen. Meer hierover leest u in het volgende artikel.

De stuitklier is een onderhuids orgaan verdeeld in twee compartimenten boven de staart van de meeste vogels. Niet alle vogels bezitten dit orgaan. Bij de struisvogel, emoe, kasuaris, trap, kikkerbek en nog een paar andere vogels blijkt dit orgaan afwezig te zijn. In de stuitklier wordt een soort vet, of esters, geproduceerd. Een ester ontstaat door de reactie van vetzuur met alcohol. Je kan het zeer goed vergelijken met het zuur dat mieren afscheiden. Vandaar dat de Vlaamse gaai graag een zandbadje neemt in een mierennest. Zij laat de mieren al het werk doen, het resultaat blijft hetzelfde, een prachtig verzorgd verenkleed. Esters bezitten trouwens ook een vluchtige geur en smaak, onmogelijk voor de mens om deze waar te nemen, maar voor vogels een soort identiteitskaart. Esters zitten boordevol feromonen, het ideale lokmiddel voor kweekrijpe mannetjes of popjes. Wist je dat van esters, parfum gemaakt wordt?

Het vet dat in de stuitklier geproduceerd wordt, komt via een kleine uitstulping naar buiten. Je kan het vergelijken met transpirerende poriën. Het vet uit de stuitklier dient dus om het verenkleed van de vogel in goede conditie te houden. Zonder het aanbrengen van deze vetlaag zouden veren gemakkelijk vocht absorberen. Vogels zouden hierdoor doorweekt geraken en niet meer kunnen vliegen, of in het geval van watervogels niet meer kunnen drijven. Watervogels hebben trouwens een groter en beter werkende stuitklier dan niet-watervogels. Het is dus van levensbelang dat vogels hun verenkleed dagelijks onderhouden. De van keratine gemaakte veerstructuur is echter geen eeuwig leven beschoren. De kwetsbaarste periode voor een vogel is dan ook de rui. Dit proces proberen tegengaan of versnellen gaat dan ook volledig tegen de natuur in. Het is dan ook de taak van elke vogelliefhebber met dit proces van vernieuwen om te leren gaan.

Vogels besteden dagelijks veel tijd aan het onderhoud van hun verenkleed. Het is jullie misschien al opgevallen dat vogels in een fractie van een seconde met hun snavel eerst hun stuit passeren alvorens hun veren glad te strijken. In dit snelle proces nemen ze wat poetswas afkomstig van de stuitklier en strijken vervolgens hun veren van de wortel naar de top. Hierbij leggen ze niet enkel een beschermlaag, maar herstellen ze tegelijkertijd ook gespleten veren. De structuur van een veer kan je vergelijken met de ritssluiting van je jas of broek. De verschillende baardjes en haakjes passen perfect in elkaar. Toch kan het al eens gebeuren dat deze door omstandigheden niet goed meer in elkaar passen. Het is de poetswas die ervoor zorgt dat deze terug één vormen.

Zoals reeds eerder vermeld hebben niet alle vogels een stuitklier. Bij papegaaiachtige is de stuitklier volledig vervangen door de groei van speciale donsveertjes. Deze donsveertjes verpulveren en vormen een waterafstotend poeder op het lichaam van de vogel. Bij sommige vogels heeft de stuitklier nog andere functies. Neem nu de hop, een kleurrijke broedvogel uit Zuid-Europa. Hij gebruikt zijn poetswas niet enkel om zijn verenkleed in conditie te houden, maar gebruikt deze ook tijdens het broeden om roofdieren op afstand te houden. Tijdens het broeden produceert de hop een stuitkliersecretie dat zwart van kleur is en een zeer doordringende geur heeft. Deze stinkende substantie wordt op het roofdier gespoten wanneer deze het nest bedreigt. De hop heeft zo ook verschillende bijnamen gekregen, zoals stinkhaan, schijtkop en drekhaan. Ook bij de neushoornvogel heeft de stuitklier nog een andere functie. De poetswas zou verschillende delen van zijn lichaam kunnen kleuren wanneer die zich bedreigt voelt. De stuit, nek, kruin en vleugelboegen zouden geel kleuren.
Poetswas zou ook ontsmettend en bacteriedodend werken. Vermits stuitkliersecretie een reactie tussen vetzuur en alcohol is, zou de alcohol kleine wondjes, bacteriën, parasieten en schimmels ontsmetten en zelfs doden. Er wordt zelfs beweerd dat het poetswassen tussen paren, de band tussen elkaar zou versterken. In sommige gevallen zou de poetswas zelfs, na in contact te komen met zonlicht, omgezet worden in vitamine D. Wetenschappers vermoeden dan ook dat dit één van de oorzaken zou kunnen zijn van het veren plukken. Wij, vogelliefhebbers weten allemaal dat de stuit het favoriete plaatsje is voor vogels die graag veren plukken.

Alles nog eens op een rijtje:

Functie van de stuitklier

• Verenkleed onderhouden en herstellen
• Zorgt voor een waterafstotend laagje
• Roofdieren afschrikken
• Werkt ontsmettend en dodend
• Geeft kleur aan veren
• Versterkt de band tussen paren
• Reageert in Vitamine D

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

Kunnen vogels jaloers zijn?

Misschien lijkt het mij zinvol dat je die vraag eerst zelf eens oplost. Wie zijn of haar vogels vaak observeert zal hier snel het antwoord op weten. Maar is het antwoord echt zo vanzelfsprekend? Ben je zeker van je stuk? Dat brengt mij bij de volgende vraag: Zijn vogels jaloers of zijn ze enkel territoriaal? Inderdaad, het antwoord is niet zo eenvoudig als het lijkt.

Nu ik toch goed op dreef ben met mijn filosofische vogelvragen, stel ik jullie voor het volgende raadsel. Aan jullie om te raden over welke vogel het gaat. Negenennegentig procent van de mensen geeft steeds het verkeerde antwoord.
• Ik heb een ingewikkelde sociale structuur, met de mogelijkheid om honderd soortgenoten te herkennen enkel aan de hand van hun kop.
• Ik kan op veel verschillende manieren communiceren en heb ongeveer dertig verschillende roepen. Zo kan ik ook mijn soortgenoten bijvoorbeeld laten weten of het roofdier zich op het land of in de lucht verplaatst.
• Ik kan, geloof het of niet, verschillende problemen oplossen.
• Ik kan begrijpen dat, wanneer een voorwerp wegnomen en verstopt wordt, dat voorwerp er nog steeds is. Dit overtreft de intelligentie van kleine kinderen.
• Als ik gehecht geraak aan een persoon is dit vaak mijn hele leven lang en ervaar onbekenden bij mijn “persoon” als indringers.
De meeste onder jullie denken uiteraard dat het hier om een papegaai gaat, maar dan zitten jullie er wel volledig naast. Het gaat hier wel degelijk om een doodgewone kip. Wetenschappers hebben proefondervindelijk ontdekt dat kippen intelligenter zijn dan men eerst vermoedde.

Maar wat heeft dit in godsnaam te maken met het wel of niet jaloers zijn bij vogels. Met dit raadsel wil ik jullie aantonen dat mensen vaak iets te eng denken en dikwijls grijpen naar de meest voor de hand liggende oplossing, in dit geval een papegaai. Want geef nu zelf toe, dat je bij het lezen van de titel direct aan papegaaien dacht. Ongetwijfeld zijn de signalen van jaloezie bij papegaaien veel duidelijker dan bij andere vogels. Wees gerust, ook andere soorten kunnen jaloezie ervaren, hun signalen zien er vaak heel anders uit.

Laten we om te beginnen de gemakkelijkste soort eerst bespreken. Bij papegaaien is al lang duidelijk dat het jaloers zijn, echt wel jaloezie is en geen territoriaal gedrag. Papegaaien die met de hand zijn grootgebracht, hebben vaak één persoon waar ze zich het meest aan hechten. Meestal is dit degene die hen dagelijks voedert, lieve woordjes zegt en hen verzorgt. Indringers krijgen het vaak lastig te verduren. Er zijn reeds vele gevallen bekend waarbij de papagaai in kwestie, de levensgezel van hun baasje aanvalt. Geloof het of niet, maar dit is normaal gedrag. Een volwassen papegaai gaat zijn of haar baasje zien als partner. Die papegaai verwacht dan ook een bepaald gedrag van zijn of haar partner. Als “koppel” wordt er zelfs verwacht dat alle indringers de deur gewezen worden, zoals dit bij papegaaien in de natuur ook zo is. Indien één van de twee niet aan de eisen voldoet, kan ook het baasje gebeten worden. Ook in de natuur laten vogels elkaar merken of ze al dan niet aan elkaars verwachtingen voldoen. Als de vogel vindt dat zijn of haar partner niet aan de verwachtingen voldoet, kan hij/zij zich zelfs tegen zijn partner keren.

Hoe kunnen we nu merken of het over territoriaal gedrag of jaloers gedrag gaat? Bij territoriaal gedrag gaat de papegaai zelf in bijzijn van het baasje agressief gedragen. Bij jaloers gedrag gaat de vogel dit enkel laten merken wanneer hij niet in de mogelijkheid is om bij zijn baasje te zijn. Eens op de schouder van het baasje verdwijnt dit gedrag.

Niet enkel papegaaien kunnen jaloers gedrag vertonen. Biologen hebben ontdekt dat de “mierklauwier”, een vogel uit de orde van de miervogels die zijn naam te danken heeft aan het menu dat bestaat uit trekmieren, ook zeer jaloers kan zijn. De mierklauwieren zijn monogaam en blijven dus heel hun leven bij één dezelfde partner. Ze leven in de tropische regenwouden van Zuid-Amerika en zingen samen duetten om hun territorium af te bakenen. Tijdens een experiment trokken wetenschappers zeventien koppels uit elkaar en zette de mannetjes in een kooi en de vrouwtjes in een andere kooi. Tenslotte zaten er in een derde kooi allemaal vrijgezellen-vrouwtjes. Alleenstaande vrouwtjes zingen steeds hun eigen melodietje in de hoop ergens een partner te vinden die dit melodietje met haar meezingt. Kooi één en twee samen vormde geen enkel problemen, wetenschappers konden alle koppels duidelijk van elkaar onderscheiden en er was een opvallende machtstrijd tussen de verschillende koppels. Tot kooi drie de orde kwam verstoren. De mannetjes werden enthousiast door het lied van de eenzame vrouw en onderbraken weliswaar hun eigen duet om dat van de eenzame vrouw te aanhoren. De vrouwtjes uit kooi twee probeerden de andere vrouwtjes te overstemmen met hun duet en zongen dit op een hogere frequentie. Een duidelijk signaal van jaloezie. Ik zou toch durven stellen dat dit typisch vrouwelijk is of moeten wetenschappers dit ook nog uitzoeken?

Het is wel zo dat enkel monogame vogelsoorten dit gevoel bezitten. Gelukkig is negentig procent van de vogels monogaam. En ja, ook bij vogels bestaat er zoiets als echtscheidingen. De hoofdreden is meestal het mislukken van de kweek. Ook kippen en duiven zijn reeds positief getest op jaloezie. Voor mij lijkt het duidelijk dat ook vogels jaloezie kunnen ervaren. Sommige vogelkenners staan zeer kritisch tegenover deze uitspraak. En terecht, ze houden ons waakzaam! Misschien zullen we het over één ding eens zijn: de magische wereld van de natuur zal ons eeuwig blijven boeien.

Copyright: Van Duyse Olivier
Alle artikels mogen gedeeltelijk of volledig gebruikt worden mits toestemming en vermelding van de auteur

zondag 2 mei 2010

Zebravinken nesten overal

Dat zebravinken echt overal nesten kan ik met deze foto wel bewijzen. Dit popje, ongeveer 1 jaar oud, kan niet vliegen. Ze heeft haar nestje dan ook op de grond, onder een omgekeerde bloempot gemaakt. Het is een prachtig nest dat ze zelf gemaakt hebben. Verder hebben we ook nog twee zebravinkpoppen die samen in één nest zitten te broeden. Blijkbaar bestaat biseksualiteit ook in de vogelwereld. Nu was het nog de vraag of de eieren getrapt waren. Dat er momenteel drie jongen in de nest liggen is het bewijs dat ze een donor gebruikt hebben. De twee popjes zorgen beiden voor de jongen en de man mag niet in de buurt komen. Hij heeft dan maar een andere partner gezocht. Een triootje zagen ze dus blijkbaar niet zitten.

OVD